Sturen op transities: overheid van facilitator naar partner
Drie majeure bewegingen leiden tot een nieuwe verhouding tussen burger en overheid. Eén komt vanuit de samenleving zelf: de toenemende mondigheid van mensen krijgt vorm via sociale media en wordt opgepikt door de publieke kanalen, wat weer versterkend werkt op die mondigheid. Een tweede beweging komt vanuit de overheid: bijna alle politieke partijen roepen inmiddels op tot een participatiesamenleving waarin burgers zelf verantwoordelijkheid nemen voor maatschappelijke uitdagingen. De derde beweging komt voort uit het krachtenveld waarin burger en overheid om elkaar heen draaien: de noodzaak van een transitie op terreinen als energie, grondstoffen, voedsel, etc stellen nieuwe eisen aan de relatie tussen bestuur en samenleving.
Dit alles is wel zo’n beetje bekend bij bestuurders, beleidsmakers en politici. Maar de vraag hóe je de relatie invult om effectief te sturen in een transitie is daarmee nog niet beantwoord. Voorlopig grijpen we dan maar terug op het bekende instrumentarium van de oude economie: dialoogsessies, inspraakrondes, en zo af en toe een akkoord. Vernieuwing moet wat mij betreft komen uit een nieuwe rol van de overheid: wordt partner in plaats van facilitator.
Of het nu gaat om de energietransitie, de circulaire economie of andere complexe maatschappelijke vraagstukken, ik zie een overheid die organiseert, mensen bijeen brengt, ketens optuigt, in dialoog gaat, luistert en schrijft om uiteindelijk een en ander te verwerken in beleidsstukken. Met andere woorden: een overheid die het proces faciliteert. Netjes, nobel en er komt echt wel wat uit, maar het is niet genoeg voor de transitie naar een nieuwe economie. Die vraagt niet om procesondersteuning maar om partnerschap!
Als van mij wordt gevraagd een grote stap te zetten, dan verwacht ik een zelfde stap van mijn gesprekspartners. Als van mij een transformatie wordt verwacht, wil ik een partner die zelf in beweging komt. Als ik moet investeren in baanbrekende technologie, hoop ik op een partner die mijn businesscase rond maakt. En als ik afspraken maak, wil ik een partner die niet elke paar jaar met andere voorwaarden komt.
Dit betekent dat de overheid de transitie niet van zich ‘weg’ kan organiseren: de overheid moet zélf onderdeel zijn van het transitieproces. Het eigen huis moet op orde; de inkoopfunctie moet in lijn zijn met wat men aan de samenleving vraagt; er moeten durfkapitaal en seedmoney op tafel komen; beleidsthema’s moeten op bestuurlijk niveau worden geïntegreerd; in een energieakkoord committeert ook de overheid zich aan een aantal doelen; ambtenaren moeten met een stevig mandaat kunnen opereren, etc.
Dat dit niet makkelijk is binnen ons huidige stelsel moge duidelijk zijn. Want niet alleen de overheidsorganisatie moet op de schop, ook de politieke besluitvorming wordt anders. Als de samenleving aan zet is, bepaalt diezelfde samenleving doelen en randvoorwaarden. De bestuurder legt verantwoording af over het proces, waarin hij als partner opereert. Op dat partnerschap kan hij afgerekend worden, maar de resultaten reiken net zo ver als hij met zijn partners afspreekt. In dit proces moeten niet alleen overheid en samenleving elkaar vinden, maar ook bestuur en volksvertegenwoordiging. It takes two to tango!