Naar een stevig Akkoord voor Grondstoffen

Het Klimaatakkoord is aan revisie toe. Zeker na het verschijnen van het IPCC rapport, dat bevestigt wat we eigenlijk al wisten: het gaat totaal de verkeerde kant op met het klimaat. Om rampen te voorkomen moeten de maatregelen worden opgevoerd. Dat vraagt om openbreking en aanscherping van het akkoord dat bedrijfsleven, NGO’s en overheden een paar jaar geleden hebben gesloten.

Maar, laten we onze zegeningen tellen: er ís tenminste een Klimaatakkoord. Vastgelegd zijn de inspanningsverplichtingen en er is sturing via regels, subsidies en belastingen. Er is een duidelijke stip op de horizon en als Europa de ambitie aanscherpt, zoals nu in het Fit-For-55 programma, geeft het kabinet direct opdracht om nieuwe scenario’s door te rekenen.

Toegegeven: ook in de circulaire economie is er sprake van een akkoord. In 2017 hebben 180 partijen verklaard hun schouders te zetten onder de circulaire economie. Maar qua concreetheid en stevigheid van de afspraken komt het nog niet in de buurt van het Klimaatakkoord. De circulaire economie draait grotendeels op de persoonlijke inzet van ondernemers, lokale bestuurders en experts. Mede dankzij een bevlogen staatssecretaris is veel bereikt, maar de ambitie om in 2030 het grondstoffengebruik met 50% te verminderen, is nog net zo uitdagend als in 2017.

Het is dan ook tijd voor een overeenkomst zoals die er is voor klimaat en energie: Een Grondstoffenakkoord 2.0.

Behoud van materialen in ons economisch systeem heeft meervoudige waarde: het leidt tot minder CO2-uitstoot, het stelt grondstoffen veilig voor de energietransitie veilig en het vermindert onze afhankelijkheid van het buitenland. Willen we in 2050 niet alleen een fossielvrije, maar ook een 100% circulaire economie realiseren, dan moet iedereen hieraan bijdragen: gemeenten, inzamelaars, afvalverwerkers, producenten, productontwerpers, kennisinstellingen, NGO’s, overheden, werkgevers- en werknemerorganisaties. Het is nu zaak om hun individuele inzet te bundelen in een gemeenschappelijke strategie. In een Grondstoffenakkoord 2.0 worden tussendoelen bepaald en ieders inspanningen daartoe vastgelegd. Welke stromen geven we prioriteit, welke producten gaan hergebruiken, hoeveel materialen gaan we recyclen en welk afval wordt uiteindelijk verbrand? Ketenpartners gaan met elkaar gesprek en leggen vast wat ze van elkaar kunnen verwachten. De rekenmeesters van het PBL checken de afspraken op CO2-reductie en het behalen van de 2030/2050 doelstellingen. En uiteraard vormen de Europese plannen de kaders en ambities.

Net als bij het Klimaatakkoord, zitten bij een Grondstoffenakkoord meerdere ministeries aan tafel. Ik denk in ieder geval aan EZK, I&W en OCW. Maar ook aan BZK, BuZa en Defensie. Op deze manier wordt circulaire economie binnen meerdere ministeries een serieus onderwerp dat we jaarlijks terugzien op de departementale begrotingen. De tijd is meer dan rijp om grondstoffen en energie gelijkwaardig te behandelen!